Weefcentra Iran

 

Het dorp Abadeh ligt op de weg van Isfahan naar Shiraz. De meeste tapijten uit dit dorp zijn van recente makelij, want het tapijtknopen bestaat er nog niet zo lang.

De schering en inslag zijn steeds van katoen met een wollen pool. De dorpelingen maken gebruik van de Perzische knoop die een dichtheid heeft van 20 tot 32 knopen per vierkante meter.

Door de recente productie heeft het dorp geen originele ontwerpen, maar hebben ze deze overgenomen van andere dorpen en streken in de omgeving. De meest voorkomende motieven zijn het zil-i-Soltan motief (vaas met bloemen) en patronen van de Kashkay-stam. Deze zetten in de zomer hun tenten op nabij het dorp.

Vrolijke kleuren overwegen. De versiering is eenvoudig, maar net hierdoor krijgen ze een grote duurzaamheid. Meestal gaat het om tapijten met een breed veld en een smalle band.

Dit zijn tapijten vooral gemaakt door nomaden die op de plateaus ten zuiden van Kerman leven. Oorspronkelijk waren ze afkomstig van Azerbeidzjan, maar ze werden verjaagd naar het zuiden.

Ze maken zowel gebruik van een wollen als van een katoenen schering en inslag met een wollen pool. De knoop die men vooral gebruikt is de Turkse met zo’n 6 tot 16 knopen per vierkante centimeter. Uitzonderlijk gebruikt men ook wel eens de Perzische knoop.

Het gaat meestal om kleine tapijten met een groot veld en een kleine rand. Vier belangrijke motieven overheersen:

- Afshar Dehaj: meetkundige boteh-motieven
- Afshar Morgi: kip (meetkundig).
- ruit.
- bloemen.

De kleuren die overheersen zijn ivoor en helderrood, samen met blauw en geel.

Ardebil is een dorp aan de grens van de Kaukasus, in de bergen van Azerbeidjan. Het dorp zelf kijk uit op de Kaspische zee.

De schering en inslag zijn soms van wol maar meestal van katoen met een wollen pool. In het geval dat alles uit wol bestaat, noemt men dit Meshkin en heeft het tapijt een fluweelachtig effect. Men maakt in het dorp gebruik van de Turkse knoop met een dichtheid van 9 tot 18 knopen per vierkante centimeter.

Men gebruikt verschillende motieven en deze zijn meestal steeds meetkundig. Het dorp is ook vooral bekend om de lopers (Sarab) die er geknoopt worden.

Er is bijna steeds een ivoorkleurig veld met veel rode en groene versiering.

Bakhtiari is een gebied in Centraal-Iran, waarvan de grootste concentratie in de Chahar-Mahall vallei ligt. De meerderheid van de bevolking bestaat uit boeren. Deze tapijten verwierven vooral hun faam onder de regeringen van de Bakhtiari-Khans die vele opdrachten tot het knopen van tapijten gaven.

De schering en inslag zijn van katoen met een wollen pool. De knoop die gebruikt wordt is de Turkse met zo’n 13 tot 20 knopen per vierkante centimeter. Wanneer er twintig knopen aanwezig zijn, noemt men deze bibibaff. De tapijten zijn geroemd omwille van hun stevigheid en slijtvastheid.

Qua ontwerp is het mogelijk twee grote onderverdelingen te maken:

- veld verdeeld in vierhoeken of ruiten met duidelijke omlijning, vaak versierd met cypressen en bloesemtakken (vaak tuintegelpatroon).
- bloemen en takken over het gehele veld met levensboom in het midden.

De kleuren zijn donker met diep rood, okergeel, flesgroen, donkerbruin en helderblauw.

Bijar was een boerendorp in Kurdistan. Hongersnood in 1918-1919 reduceerde de bevolking sterk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het bijna volledig vernield. Heden ten dage zijn er zo’n 10.000 inwoners. De bevolking spreekt een ongewone taal van half Oud- en half Nieuwperzisch. Deze tapijten zijn vrij zeldzaam want gedurende twintig jaar was er bijna geen productie.

De schering en inslag zijn van wol of katoen. De kortgeknipte pool bestaat uit glanzende wol. Men maakt gebruik van de Turkse knoop met zo’n 16 tot 34 knopen per vierkante centimeter. De tapijten zijn stevig en zwaar, daarom mogen ze ook nooit gevouwen worden. De kettingdraden zouden kunnen breken.

Meestal maakt men gebruik van bloemmotieven in een strakke uitvoering (wat hun primitieve herkomst verraad). In het midden bevindt zich vaak een medaillon. De randen bestaan meestal uit vijf banden.

De grondkleuren zijn donkerblauw, kersrood en flesgroen. De kleuren van de ontwerpen zijn soms Turkoois.

 

Deze tapijten werden eigenlijk in de stad Mushkabad geknoopt. Deze stad werd echter in de negentiende eeuw verwoest. Hierdoor worden ze niet meer gemaakt en zijn daardoor erg zeldzaam geworden.

Schering en inslag waren van katoen met een erg korte wollen pool. Men maakte gebruik van de Perzische knoop met zo’n 13 tot 25 knopen per vierkante centimeter. Ze waren erg fijn, maar toch sterk.

Het motief dat het meest voorkwam was het herati-motief en soms een ruitvormig medaillon. Meest voorkomende kleuren waren rood en donkerblauw.

 

Naïn is een klein stadje met zowat 10.000 inwoners in de provincie Isfahan (Centraal-Iran). Er werd pas begin twintigste eeuw begonnen met tapijtknopen, maar het stadje was toen wel al befaamd om zijn beste wol van het gehele land. De tapijten worden vooral gemaakt bij thuiswevers.

De schering en inslag van deze tapijten zijn steeds van een fijn katoen met een korte wollen pool. Zijde wordt vaak gebruikt voor de versiering, maar sommige tapijten zijn ook geheel van zijde. Men maakt gebruik van de Perzische knoop gaande van 48 tot 105 knopen per vierkante centimeter! Zo’n tapijt knopen vergt dus heel wat tijd en dit jaagt de prijs uiteraard de hoogte in.

De meest voorkomende motieven zijn verstrengelde bloesemtakken, een centraal medaillon is zeldzamer. De kleuren zijn steeds licht gaande van beige, ivoor en wit naar lichtgroen en azuur. Deze laatste kleur werd echter pas na de Tweede Wereldoorlog gebruikt.

Eén van de grootste tapijtknopers uit Naïn is de inmiddels wereldvermaarde Habibian. Hij was het die het eerste Naïn-tapijt vervaardigde.

Hamadan en zo’n 50 dorpen in de directe omgeving liggen op de iraanse plateaus, dicht bij de ruïnes van Ecbatana.

Schering en inslag zijn van katoen met een wollen pool. Men maakt gebruik van de Turkse knoop met zo’n 5 tot 16 knopen per vierkante centimeter. De tapijten zijn van een goede kwaliteit. Meestal hebben ze langs één zijde franjes en langs de andere zijde een smalle zelfkant.

Qua motieven zijn er twee grote soorten te onderscheiden. Meer naar het oosten vinden we Borcelu. Dit zijn herati-motieven op een rode ondergrond met een centraal medaillon (bloemen of meetkundig ontwerp). Meer naar het noorden vinden we Khamseh. Dit is steeds een centraal medaillon in een meetkundige vorm.

In de omgeving vinden we ook nog noemenswaardige tapijten zoals Mazlaghan uit Kerdan, Mahal uit Arak, Lilihan en Mushkabad.

De stad Isfahan en haar onmiddellijke omgeving was de hoofdstad van Persië ten tijde van Sjah Abbas de Grote in de zeventiende eeuw. De stad bevindt zich ongeveer aan het midden van de vruchtbare Zaian deh-rivier. Het waren één van de eerste tapijten die naar Europa werden gestuurd als cadeaus aan het westen aan het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. Deze tapijten waren meestal van zijde met goud- of zilverdraad. Toen de stad bezet werd door de Afghanen stierf de tapijtproductie uit. Pas aan het begin van de twintigste eeuw (rond 1910) werd deze productie terug opgenomen en herwon de stad zijn roem inzake tapijtknopen.

Schering en inslag zijn van katoen en de korte pool is ofwel van wol of van zijde. Men maakt gebruik van de Perzische knoop. Bij een wollen pool gaat dit van 20 tot 65 knopen per vierkante centimeter. Bij een zijden pool kan dit gaan tot zo’n 100 knopen per vierkante centimeter.

Heel vaak gaat het om bloempatronen met een centraal medaillon versierd met verstrengelde bloesemtakken. Veel voorkomend is de ‘bloemenvaas’ die is geplaatst over het gehele veld in de vorm van een bidnis. De roos is het embleem van het volk. Soms komen ook dieren in het tapijt voor. De kleuren zijn steeds zacht en delicaat en heel gevarieerd.

Dit dorp ligt in een centraal bergachtig gebied omringd met uitgestrekte populierenbossen. De schering en inslag zijn van katoen met een wollen pool. De knoop die men gebruikt is de Perzische met zo’n 13 tot 25 knopen per vierkante centimeter.

Qua ontwerp maakt men vaak gebruik van gestileerde bloemen, bladeren en bloesemtakken. Soms bestaat het gehele ontwerp uit een ruitvorm die naast elkaar staan over het gehele veld. Soms is er enkel sprake van een ruitvormig medaillon.

Kashan en omgeving ligt aan de rand van de zoutwoestijn. Hierdoor zijn het er lange en verzengende zomers waarin de temperatuur in de schaduw kan oplopen tot zo’n 50° celsius. Er is weinig of geen water en de mensen zijn verplicht hun huizen onder de grond te bouwen. De tapijten kenden vooral een grote bloei ten tijde van Sjah Abbas de Grote. Daarna was er gedurende zo’n 200 jaar weinig of geen productie. Deze werd pas aan het einde van de negentiende eeuw herstart

De schering en inslag zijn van katoen met een korte wollen of zijden pool. De knoop die men gebruikt is de Perzische. Voor tapijten met een wollen pool gaat dit van 20 tot 50 knopen per vierkante centimeter, voor een zijden pool kan dit gaan tot 100 knopen per vierkante centimeter. De tapijten zijn van een heel goede kwaliteit.

Het ontwerp is bijna steeds een centraal medaillon dat boven- en onderaan uitloopt in kroontjes met bloemen. Errond bevinden er zich bloemen en wijnranken. Ook het ‘verhaal-tapijt’ komt relatief vaak voor. Dit heeft een figuurlijke decoratie, is nagenoeg steeds van zijde en verhaalt vooral legendes met afgebeelde scènes. De kleuren die men gebruikt zijn steenrood en donkerblauw.

Kerman en omgeving ligt in het zuid-oosten van Iran in één van de meest verlaten gebieden van het land. De omgeving is bekend door zijn kundige kunstenaars en vaardige patroonontwerpers.

De schering en inslag zijn van katoen met een wollen pool.

De ontwerpen geven blijk van een Westerse invloed en een invloed van de Perzische schilderkunst met bloemen, dieren en jachtscènes. Het gaat steeds om bloempatronen met vaak een rijk centraal medaillon. Zeldzamer zijn tapijten met een afbeelding van een levensboom. Heel af en toe komt ook het boteh-motief voor.

Kerman Laver is een Kerman ontwerp en kwaliteit, maar gemaakt door kunstenaars van Ravar.

Khorassan is een uitgestrekt gebied in het noord-oosten van Iran.

Deze tapijten zijn onder te verdelen in drie groepen:

- Khorassan: oude tapijten, herati-motief bedekt het gehele veld, gebruik van veel oranje.
- Meshed: zowel de Turkse als de Perzische knoop, slingerend bloempatroon, gebruik van veel rood.
- Birjand: vergelijkbaar met Meshed.

Het Luri-volk in het zuidwesten van Iran maken vooral volledig wollen tapijten met de Turkse knoop, gaande van zo’n 8 tot 13 knopen per vierkante centimeter.

Hun ontwerpen zijn eenvoudig meetkundig en sommige ervan hebben een levensboom. De kleuren zijn steeds helder.

Qum is een heilige stad die ligt in het vruchtbare hoogland van Iran. De tapijten worden hier vooral geknoopt door thuiswevers. Er werd pas met tapijtknopen begonnen rond 1930. Hierdoor kent de stad geen traditionele ontwerpen, maar ontlenen ze deze van anderen. De stad is vooral bekend omwille van enkele belangrijke ustads zoals Asgarie en Piromand.

De schering en inslag zijn bijna steeds van katoen en zelden van zijde. De pool is van wol of van zijde. Sommige tapijten zijn dus volledig van zijde. Men maakt gebruik van de Perzische knoop met een dichtheid van zo’n 40 tot 50 knopen per vierkante centimeter. Het zijn tapijten van een goede kwaliteit met een grote variatie in patronen.

Als veldkleur wordt vaak wit en ivoor gebruikt, voor de versiering gebruikt men een uitgebreid kleurenschema.

Yezd bevindt zich in het midden van Iran. Vroeger kende het vooral een traditie in het weven van zijde en katoen op een handgetouw. Pas later ging men over op het tapijtmaken.

Ze lijken erg op de Kerman-motieven, maar hebben een lagere knoopdichtheid.

Garajeh tapijten behoren tot de Tabriz-familie. Het gaat vooral om kleine kleden of lopers. In Garajeh maakt men gebruik van de enkelvoudige schering, betere wol en een kortere pool. Er komen meestal drie medaillons op voor. De kleuren zijn flessengroen, lichtbruin en okergeel.

Het dorp Heriz in Azerbeidjan behoort eigenlijk ook tot de Tabriz-familie. Patronen worden door hen anders geïnterpreteerd. Alles is meer rechtlijnig, eenvoudig en gestileerd. Medaillons komen vrij vaak voor. Ze maken gebruik van een grove knoop. Het zijn vooral grote tapijten die hier gemaakt worden. De meest voorkomende kleuren zijn rood, blauw en ivoor.

Deze tapijten zijn enigszins vergelijkbaar met de Shiraz-tapijten. Ook deze tapijten komen uit het Fars-gebied en bestaan volledig uit wol. Ze zijn echter geknoopt door het Kashkay-volk, welke het meest ontwikkelde van het hele gebied is.

De wol is beter, zachter en glanzender, de kleuren zijn beter en de knoopdichtheid is groter. De knoop die gebruikt wordt is vrijwel steeds de Turkse en wordt vrij los geknoopt.

Qua motieven worden vaak de zuilen van Cyrus’ paleis afgebeeld. Het volk heeft namelijk de gewoonte zijn tenten vaak op te slaan nabij Persepolis

Mashad betekent letterlijk ‘plaats van de marteldood’. Het is de hoofdstad van Khorassan en een belangrijke heilige plaats. Het kende vooral zijn hoogtepunt in de jaren ‘30 van de twintigste eeuw toen er de Emogli-fabriek was gevestigd. Na de Tweede Wereldoorlog verwierf het vooral bekendheid door de belangrijke ustad Saber.

Men maakt zowel gebruik van de Perzische als van de Turkse schuinliggende knoop. De ketting en inslag zijn van katoen met een hoge en zachte pool.

Qua ontwerpen komen de medaillonontwerpen, dierenmotieven en bloemenpatronen relatief vaak voor. Ook de chuval-kleden zijn vrij bekend. Hierbij lopen de patronen in de breedte in plaats van in de lengte.

Er worden veel donkere kleuren gebruikt zoals rood en blauw.

Saruq ligt in het landbouwgebied van Arak.

De schering en inslag zijn van katoen met een wollen pool. Men maakt gebruik van de Perzische knoop. De knoopdichtheid bedraagt 25 tot 65 knopen per vierkante centimeter.

Qua ontwerpen onderscheidt men twee soorten afhankelijk van de afzetmarkt:

- Traditioneel: vaak een centraal medaillon, hoekig bloemontwerp of het boteh-motief. Ze doen denken aan Kashan- patronen. De kleuren van het veld zijn oranje-rood, ivoor, donkerblauw, rood-bruin, zachtgroen of azuur.

- Amerikaans: invloed van het Westen merkbaar. Vaak een centraal medaillon op een effen roze veld. Ze doen denken aan Kerman-tapijten.

Senneh is de hoofdstad van Kurdistan. Het is een kleine stad in een door vruchtbare bergen omringd dal met veel wijngaarden. De tapijten worden vooral geknoopt door thuiswevers.

De schering en inslag zijn van katoen of zijde met een korte wollen pool. Men maakt gebruik van de Turkse knoop met een dichtheid van zo’n 80 knopen per vierkante centimeter. De tapijten zijn fijn en dun.

Er kunnen verschillende motieven voorkomen:

- Herati.
- Boteh.
- Licht centraal medaillon op donkerblauw veld.
- rozen.
- Gul-i-Mirza Ali (bloem van Mirza Ali): Franse afkomst.

De kleuren zijn ofwel heel donker ofwel heel licht.

De wijde omgeving van Seraband is een bergachtig gebied in het westen.

De schering en inslag zijn van ruw katoen met een wollen pool. De knoop die gebruikt wordt is de Turkse met een dichtheid van zo’n 16 knopen per vierkante centimeter. Er worden vooral veel lopers geproduceerd.

Volgens de legende waren de Mir-tapijten hun voorgangers. De boteh-mir is hier slechts 5 tot 10 centimeter en bevindt zich vaak op een donkerblauwe ondergrond. De versiering is soms goudgeel. De boteh-mir bleef in de Seraband tapijten behouden, maar komt voor op zowel een blauwe, rode, roze of ivoren ondergrond..

Deze tapijten zijn mooi en duurzaam.

Shiraz is de hoofdstad van het Fars-gebied dat bestaat uit een aantal plateaus. Hier leven vooral semi-nomaden.

Zowel schering, inslag en pool is van wol. Men maakt gebruik van zowel de Perzische als de Turkse knoop met niet meer dan 16 knopen per vierkante centimeter. De tapijten die geknoopt werden door het Arab of Basiri-volk zijn de beste.

De meest voorkomende motieven zijn een licht- of donkerblauwe ruit en een simpel en meetkundig ontwerp. Dit laatste verraadt de nomadische herkomst.

De kleuren zijn helder met vrijwel steeds een rood veld.

In Teheran worden de laatste jaren geen tapijten meer geknoopt wegens de hoge lonen in de hoofdstad van Iran. Wanneer er dus sprake is van deze tapijten gaat het vrijwel zeker om antieke stukken. Ze zijn enigszins vergelijkbaar met Veramin-tapijten en vrijwel onbetaalbaar.

Tabriz is een stad in het noord-westen van Iran nabij de Russisch-Turkse grens. Het is één van de grote productiecentra van tapijten. In het begin van de twintigste eeuw waren sommige soms volledig gemaakt uit zijde. Deze zijn erg mooi en zeer zeldzaam. Het waren ook één van de eerste tapijten die gebruikt werden voor de export.

De schering en inslag zijn van katoen met een ruwe wollen pool. Men maakt zowel gebruik van de Turkse als van de Perzische knoop.

Er zijn verschillende motieven:

- Vier seizoenenontwerp.
- Moskeeën en paleizen.
- Portretten van de vier grootste dichters: Firdauzi, Hafiz, Saadi en Omar Khayam.
- Bloemversiering met vaak centraal medaillon.
- Grote motieven: bloesemtakken, struiken en bladeren, plant- en diermotieven.

 

Veramin bevindt zich in het landbouwgebied ten zuiden van Teheran. Men maakt er gebruik van de Perzische knoop. Deze heeft een dichtheid van 35 tot 50 knopen per vierkante centimeter.

Er zijn drie grote motieven te onderscheiden:

- Zil-i-Soltan: bloemenvaas.
- Mina Khani: vier even grote bloemen in een ruitvorm. Soms zijn dit margrietjes. Deze bevinden zich op een nachtblauw of donkerrood veld.
- plant en dier: bloesemtakken en struiken met ertussen leeuwen en herten.

Men maakt gebruik van een groot kleurenschema.